woensdag 24 februari 2010

E-books en informatiedienstverlening


Twee partijen met verschillende belangen over e-books. De een met een commercieel belang, en een duidelijk verdienmodel als basis. De ander met een publiek belang, en een veel minder duidelijk "toegevoegde waarde-model". In een bijeenkomst, afgelopen dinsdagmiddag in de Latijnse School te Deventer, hebben enkele tweedejaarsstudenten HIDS de verschillende verhalen gehoord, als input voor hun onderzoek in opdracht van Annemarie van Essen.

Ik vond zelf de verschillen tussen beide verhalen het interessantst. Ben Solleveld van Bol vertelde een rechttoe-rechtaan verhaal over het in de markt zetten van een nieuwe technologie - met mooie SMART resultaten tot nu toe: 15.000 e-book readers verkocht en 100.000 e-books. Bol ligt op schema - met stijgende verkoopcijfers, ondersteund door gestructureerde marketinginspanningen. Voor Bol is succes eenvoudig te definiëren: winstmarge.

Voor de bibliotheken is de opkomst van E-books een lastiger verhaal. Dat bleek deels uit het verhaal van Michiel Laan van Bibliotheek.nl. Deze centrale organisatie heeft TNO opdracht gegeven te onderzoeken hoe het zit met de introductie van e-books in de dienstverlening van bibliotheken. De uitkomsten worden ergens in de komende maanden verwacht - en daar kon Michiel vanzelfsprekend nog niet op vooruitlopen. Hij koos (daarom?) voor een vergelijking tussen de juridische aspecten bij het uitlenen van fysieke en elektronische boeken. En dat moet inderdaad opgelost worden, voordat de bibliotheken ook maar iets met e-books kunnen.

Toch zweefde in mijn optiek een vraag daardoor boven de bijeenkomst. Want aan de ene kant raken e-books aan de traditionele 'markt' waar de bibliotheken nog steeds groot in zijn: boeken. Hoewel de uitleencijfers afvlakken is er nog een trouw publiek (kenmerken van de omvangrijkste doelgroep waar ze op drijven: 40+, vrouw, leest bovengemiddeld veel, vooral fictie). Nog wel. Want de vraag of 'fysieke boeken uitlenen' toekomstbestendig zal zijn gonst in de sector. En kun je zomaar overstappen naar eenzelfde manier van uitlenen voor E-books? Of is het als de kranten met hun vacatures of contactadvertenties - en wordt met internet de 'middle man' uitgeschakeld, die traditioneel noodzakelijk was om literatuur bij de lezer te krijgen?

HIDS-studenten zoeken uit op welke manier je E-books onder de aandacht kunt brengen bij een doelgroep. Daarvoor verdiepen ze zich in de functionaliteiten van de apparaten, en hoe die aansluiten op gebruikersbehoeften. Dat is relevant - en de uitkomsten zijn interessant. Want of de bibliotheek kansen heeft in de e-book markt? Dat wordt voor een belangrijk deel bepaald door de bereidheid van de bibliotheekmedewerkers om de apparaten in hun dienstverlening op te nemen. Het is daarbij essentieel het adoptievermogen van bibliotheekdirecteuren als Van Swelmen mee te nemen - en te proberen die ook mee te krijgen. Want niet iedereen is zo voortvarend als directeur Gerard Kocx van de bibliotheek Enschede. En dergelijke innovators heb je wel keihard nodig!

maandag 22 februari 2010

Online reputatie


Vóór internet was het leven voor een sollicitant overzichtelijk. Je deed een opleiding, en met het diploma in de hand kon je vervolgens gaan solliciteren. Je stuurde een papieren sollicitatiebrief met je cv naar het adres in de vacature, en met een beetje geluk kwam je door de brievenselectie heen. Daarna op gesprek, en met nog meer geluk had je een baan.

Sinds het sociale web is er één en ander bij gekomen. Wie solliciteert, wordt minstens even door wieowie heen gehaald. En dan kunnen er twee dingen gebeuren. Of je potentiële werkgever vindt niets - of een heleboel.

Voor veel beroepen is het nauwelijks een probleem als er niets uit wieowie of google rolt. Een timmerman moet vooral goed kunnen timmeren - zijn webpresence is irrelevant. Voor een vakgebied als het onze is het daarentegen cruciaal dat er wel wat te vinden is. Want zeg nu zelf: een webredacteur die volledig onzichtbaar is op het online kanaal, dat kan toch geen zuivere koffie zijn?

Daarmee is nog lang niet gezegd dat je dan ook maar alles moet delen. Dat is gelukkig nog altijd je eigen keuze. De één kiest ervoor alleen zijn vakinhoudelijke gedachten en ideeën te delen. De ander zet zijn hele privé-leven ook nog een keer online. Over de potentiële nadelen daarvan schreef Saskia afgelopen vrijdag.

Welke benadering je ook kiest: je online reputatie kun je maar beter zelf proberen te managen.

vrijdag 19 februari 2010

'Beroof mij a.u.b.'

Als docent communicatie van de opleiding HIDS zal ik me zeker moeten verdiepen in alle communicatiemogelijkheden die er tegenwoordig zijn. Ik heb vorige week eindelijk een Twitter-account aangemaakt en ben wat mensen en bedrijven gaan volgen. Erg goed om zo op de hoogte te blijven, alleen het lukt me nog niet om zelf tweets te plaatsen (misschien zometeen de eerste dat ik hier iets gepubliceerd heb?). De vraag die ik me steeds stel is: 'Wie zit hier nu op te wachten?'. Een veel gehoorde vraag in mijn omgeving is dan ook steeds; 'Wat moet je daar nu mee?', 'Ik hoef niet van iedereen te weten, dat je net boodschappen hebt gedaan'. Nee, dat snap ik ook, maar ik begin steeds meer in te zien dat het meer dan dat is.

Ik las vanochtend in NRC Next dat de Olypmische Spelen in Vancouver de geschiedenis ingaan als de eerste Twitterspelen. Dat daar nogal wat haken en ogen aanzitten, blijkt ook uit dit artikel; er zitten bijv. duurbetaalde rechten op olympisch beeld en geluid, dus de sporters mogen niet alles publiceren. Gelukkig biedt de nieuwe media ook kansen, want verslaggevers krijgen zo sneller het nieuws bij de lezers en kijkers en kunnen naar andere beelden of artikelen verwijzen.

In dezelfde krant staat eveneens een artikel met de kop: "Google weet meer en meer" en ik heb net ook weer aardig wat gegevens achtergelaten om deze blog te kunnen schrijven. Terwijl de tip in de krant duidelijk is: "Alles online zetten is niet slim-'Beroof mij a.u.b.'". Hiervoor is zelfs een bewustwordingscampagne opgezet pleaserobme.com, hiermee wordt Twitter gefilterd op tweets waaruit blijkt dat de twitteraar op dat moment niet thuis is. Vandaar de titel van de site: ga alsjeblieft naar mijn huis en beroof me.

Dit alles bij elkaar maakt dat ik nog even moet wennen aan Twitter en wat ik er wel en niet op zal zetten. Dat de Olympische sporters van huis zijn, is zonder Twitter ook wel duidelijk, maar of ik nou wel of niet op wintersport ga, laat ik in mijn tweets maar even in het midden!

maandag 15 februari 2010

Online strategen gezocht…


Bedrijven zijn op zoek naar mensen die kunnen helpen bij het opzetten en invullen van een online strategie, maar kunnen dat soort slimmeriken maar moeilijk vinden.

Waar gaat het om? Van de klassieke communicatiemiddelen weten communicatiewetenschappers en marketeers wel hoe ze werken. Als Philips een advertentie in de krant plaatst, is vooraf nauwkeurig berekend wat het effect daarvan zal zijn. Cebuco hanteert standaardberekeningen, waarbij in stapjes uitgerekend wordt hoeveel mensen de advertentie zien, onthouden, er vervolgens op uit gaan om het aangeprezene te bekijken, en tenslotte hoeveel van die groep daadwerkelijk dat nieuwe scheerapparaat aanschaft.

Voor het online kanaal is dat nog lang niet zo nauwkeurig bekend. Want enerzijds weet je precies hoeveel mensen je advertentie daadwerkelijk zien – pay-per-click, Google is er groot mee geworden. Aan de andere kant: internetters moeten maar net op de pagina met jouw advertentie terecht komen. Hoe je dat laatste voor elkaar krijgt, is nog experimenteerterrein. Virals, communities en andere sociale media spelen er een groeiende rol in. Maar hoe precies? Daarover schreef Steven van Belleghem zijn boek The conversation manager.

Voor HIDS-studenten met ambities op dit gebied ligt dus een mooie toekomst in het verschiet!