vrijdag 2 april 2010

E-books of -readers


Afgelopen woensdag hebben tweedejaars HIDS-studenten (waaronder Julia) aan hun opdrachtgever gerapporteerd over het toepassen van E-readers in een bibliotheekomgeving. Die opdrachtgever had het niet makkelijk gemaakt: de opdracht was uitbrengen van een advies voor een roadshow voor medewerkers en klanten. Lijkt appeltje - eitje. Totdat je je realiseert dat je voor een beetje roadshow wel argumenten moet kunnen noemen waarom het gepresenteerde product zo'n aanwinst is.

En juist dat bleek lastig. Want de studenten kwamen midden in de discussie terecht die woedt tussen degenen die de e-reader zien als apparaat dat eindelijk die stoffige boeken overbodig maakt - en anderen die zich afvragen waar in vredesnaam de heisa over gaat. Want ja: portable; digitaal; modern; hip; hot. Maar mwa: gadgetgehalte; levensduur batterij; leeservaring; kleur. Al met al lijken de readers nog niet helemaal uitontwikkeld - en rijst de vraag of ze niet ingehaald worden voordat ze goed en wel volwassen zijn. Zo valt tenminste op te maken uit een statement van Gartner in november vorig jaar, waarin de zegsman al enige scepsis liet doorklinken: "Mr. Weiner said that while fixed devices — those built solely for reading, such as Amazon’s Kindle and Sony’s family of devices — get most of the attention, book applications on smartphones are an important component of publishers’ digital strategy."

Hoewel het in het kader van hun opleiding het zevende project op rij was, dat de tweedejaars voor hun kiezen kregen, was het dit keer bij de presentatie anders. Allereerst al door een echte opdrachtgever waarvoor gepresenteerd moest worden. Dat is net wat spannender dan de routine die inmiddels opgebouwd is bij de docenten (ondergetekende en collega's) die doorgaans als surrogaat-opdrachtgever hun rol spelen.
Daarnaast was het de laatste projectopdracht voordat ze op hun eerste stage gaan. Vanaf 19 april zijn ze 10 weken weg. Benieuwd wat ze in de praktijk gaan meemaken...

zaterdag 20 maart 2010

M/V gebruik van social media?

Ik ben eens even op ‘onderzoek’ uitgegaan om te bekijken of social media zowel bij mannen als vrouwen eenzelfde rol spelen. Ik heb jaren geleden mijn scriptie geschreven over de verschillen tussen mannen- en vrouwentaal binnen organisaties en welke invloed dat heeft op de interne communicatie van organisaties. Het is een onderwerp dat me blijft boeien, maar ook op weerstand bij mezelf en mijn omgeving stuit. Het gaat namelijk altijd over generalisaties en het schijnt dat de diversiteit binnen de groep ‘vrouwen’ groter is dan de verschillen tussen ‘mannen’ en ‘vrouwen’ onderling!
Toch word ik als vrouw gezien en binnen de generalisatie van die groep bekeken en heb ik er in mijn werk en privé toch mee te maken. Op mijn werk zijn meer mannelijke 'twitteraars', dus kan ik weinig vergelijk maken. Vriendinnen van mij zijn ook nog niet echt bezig met 'twitteren', maar gebruiken wel andere social media, zoals Linkedin en een enkeling Hyves. Veel gehoorde weerstand is vooral de extra tijd die het gaat kosten; naast werk, gezin, sociale leven, nóg iets te checken en te onderhouden!
Uit een klein onderzoekje op internet blijkt ook dat 40% van de vrouwen het ongevraagd drukker heeft gekregen door social media, maar ze krijgen daardoor niet minder taken afgerond. Het zijn juist de vrouwen die door social media meer in minder tijd gedaan krijgen. En wat opmerkelijk is: bij de mannen is het zo dat ze niet meer gedaan krijgen door social media, sterker nog: de mannen hebben meer tijd nodig en krijgen minder taken af.
Vrouwen zijn blijkbaar beter in staat social media in te zetten om hun doelen te bereiken. Terwijl juist het idee is dat mannen doelgerichter zijn en social media meer zakelijk inzetten en vrouwen het gebruiken om contacten te onderhouden en voor fun gebruiken.
Ik heb ontdekt dat er niet veel bekend is over de verschillen in social mediagebruik van mannen en vrouwen. Misschien is dat juist het mooie van al die social media, dat het de verschillen tussen mannen en vrouwen minder zichtbaar maakt en andere 'afleidingen' minder een rol spelen. Al vind ik dat in de 'echte' wereld nou juist zo interessant.
Toch is het misschien een interessant onderwerp voor HIDS-studenten om dit eens nader en gedegen te onderzoeken.

vrijdag 12 maart 2010

Aandacht


Als iedereen praat – wie luistert dan nog? Naar de continue stroom van meningen, grappen, tekstuele oprispingen, oneliners, pointes en frustraties?

Wie een relatie op wil bouwen met een ander, moet rekening houden met wet van de wederkerigheid. Dat betekent praten – én luisteren. Want als iedereen altijd alleen maar praat, dan hoort niemand meer wat iemand anders te zeggen heeft. En leer je de ander zelden écht kennen.

Dat is de uitdaging van sociale media. Op zijn best leveren ze een toevoeging aan een relatie tussen mensen die op afstand van elkaar leven - en zo toch met elkaar kunnen communiceren. Waarbij ikzelf slechts regelmatig communiceer met mensen die ik ‘in het echt’ ook ken en tegenkom. Dat zijn sommige HIDS-studenten, sommige collega’s (veel twitteren er nog niet), en anderen waar ik in professioneel opzicht mee te maken heb. Ja, ik ben er zo een die bewust kiest om zijn privéleven face-to-face te houden. En dat blijkt voor meer mensen te gelden.

Zodra bedrijven gebruik willen gaan maken van sociale media wordt het 'tricky'. Voorbeelden waarbij pogingen van bedrijven, om sociale netwerken te gebruiken voor commerciële doelstellingen, stuiten op massieve afwijzing door een community zijn er volop. Niet alle organisaties doen als UPC met hun webpresence-team. Tone of voice en mores respecteren zijn voorwaarde voor acceptatie door de crowd. En dat betekent soms dingen als bedrijf juist niet doen, die je als individu wel kunt maken. Het bedrijf dat een scheve schaats rijdt, krijgt pijlsnel het verwijt dat je probeert te parasiteren. En dan is de reputatieschade enorm - precies door die razendsnelle werking van diezelfde sociale media.

Weten dat je niet met iedereen vriendjes kunt zijn, en discussie daarover niet uit de weg gaan - al met al een mooie uitdaging voor HIDS-studenten!


donderdag 4 maart 2010

Politiek en Sociale media

Hebben politici die gebruik maken van sociale media daar voordeel bij? Vertaalt flink twitteren zich in klinkende verkiezingswinst? En laten politici en partijen die zich beperken tot folderen en canvassen kansen liggen?

Onder bezielende leiding van docent Luc de Krosse en lector Theo Huibers hebben 6 studenten HIDS en TKT de hele verkiezingsdag tot diep de daaropvolgende nacht tweets en blogs, retweets en comments zitten turven, tellen en verzamelen van de kandidaten voor de raadsverkiezingen in Enschede en Arnhem. Met als doel om dit soort vragen te beantwoorden.

Wat de bevindingen zijn? Daarvoor nog even geduld. Want de grote aantallen gegevens worden momenteel verwerkt. Enkele eerste indrukken zijn er al wel. Die zijn te zien op de conversatie tussen @lucdekrosse, @Ammbro, @Julia_89 en @Jordiebbink. Er zijn grote verschillen tussen partijen, en tussen kandidaten.

Of er een Arnhemse of Enschedese politicus opgestaan is die de campagne van Obama naar de kroon kan steken? Lees daarvoor de rapportage – die eind maart verwacht wordt. Hou dit blog in de gaten!

woensdag 24 februari 2010

E-books en informatiedienstverlening


Twee partijen met verschillende belangen over e-books. De een met een commercieel belang, en een duidelijk verdienmodel als basis. De ander met een publiek belang, en een veel minder duidelijk "toegevoegde waarde-model". In een bijeenkomst, afgelopen dinsdagmiddag in de Latijnse School te Deventer, hebben enkele tweedejaarsstudenten HIDS de verschillende verhalen gehoord, als input voor hun onderzoek in opdracht van Annemarie van Essen.

Ik vond zelf de verschillen tussen beide verhalen het interessantst. Ben Solleveld van Bol vertelde een rechttoe-rechtaan verhaal over het in de markt zetten van een nieuwe technologie - met mooie SMART resultaten tot nu toe: 15.000 e-book readers verkocht en 100.000 e-books. Bol ligt op schema - met stijgende verkoopcijfers, ondersteund door gestructureerde marketinginspanningen. Voor Bol is succes eenvoudig te definiëren: winstmarge.

Voor de bibliotheken is de opkomst van E-books een lastiger verhaal. Dat bleek deels uit het verhaal van Michiel Laan van Bibliotheek.nl. Deze centrale organisatie heeft TNO opdracht gegeven te onderzoeken hoe het zit met de introductie van e-books in de dienstverlening van bibliotheken. De uitkomsten worden ergens in de komende maanden verwacht - en daar kon Michiel vanzelfsprekend nog niet op vooruitlopen. Hij koos (daarom?) voor een vergelijking tussen de juridische aspecten bij het uitlenen van fysieke en elektronische boeken. En dat moet inderdaad opgelost worden, voordat de bibliotheken ook maar iets met e-books kunnen.

Toch zweefde in mijn optiek een vraag daardoor boven de bijeenkomst. Want aan de ene kant raken e-books aan de traditionele 'markt' waar de bibliotheken nog steeds groot in zijn: boeken. Hoewel de uitleencijfers afvlakken is er nog een trouw publiek (kenmerken van de omvangrijkste doelgroep waar ze op drijven: 40+, vrouw, leest bovengemiddeld veel, vooral fictie). Nog wel. Want de vraag of 'fysieke boeken uitlenen' toekomstbestendig zal zijn gonst in de sector. En kun je zomaar overstappen naar eenzelfde manier van uitlenen voor E-books? Of is het als de kranten met hun vacatures of contactadvertenties - en wordt met internet de 'middle man' uitgeschakeld, die traditioneel noodzakelijk was om literatuur bij de lezer te krijgen?

HIDS-studenten zoeken uit op welke manier je E-books onder de aandacht kunt brengen bij een doelgroep. Daarvoor verdiepen ze zich in de functionaliteiten van de apparaten, en hoe die aansluiten op gebruikersbehoeften. Dat is relevant - en de uitkomsten zijn interessant. Want of de bibliotheek kansen heeft in de e-book markt? Dat wordt voor een belangrijk deel bepaald door de bereidheid van de bibliotheekmedewerkers om de apparaten in hun dienstverlening op te nemen. Het is daarbij essentieel het adoptievermogen van bibliotheekdirecteuren als Van Swelmen mee te nemen - en te proberen die ook mee te krijgen. Want niet iedereen is zo voortvarend als directeur Gerard Kocx van de bibliotheek Enschede. En dergelijke innovators heb je wel keihard nodig!

maandag 22 februari 2010

Online reputatie


Vóór internet was het leven voor een sollicitant overzichtelijk. Je deed een opleiding, en met het diploma in de hand kon je vervolgens gaan solliciteren. Je stuurde een papieren sollicitatiebrief met je cv naar het adres in de vacature, en met een beetje geluk kwam je door de brievenselectie heen. Daarna op gesprek, en met nog meer geluk had je een baan.

Sinds het sociale web is er één en ander bij gekomen. Wie solliciteert, wordt minstens even door wieowie heen gehaald. En dan kunnen er twee dingen gebeuren. Of je potentiële werkgever vindt niets - of een heleboel.

Voor veel beroepen is het nauwelijks een probleem als er niets uit wieowie of google rolt. Een timmerman moet vooral goed kunnen timmeren - zijn webpresence is irrelevant. Voor een vakgebied als het onze is het daarentegen cruciaal dat er wel wat te vinden is. Want zeg nu zelf: een webredacteur die volledig onzichtbaar is op het online kanaal, dat kan toch geen zuivere koffie zijn?

Daarmee is nog lang niet gezegd dat je dan ook maar alles moet delen. Dat is gelukkig nog altijd je eigen keuze. De één kiest ervoor alleen zijn vakinhoudelijke gedachten en ideeën te delen. De ander zet zijn hele privé-leven ook nog een keer online. Over de potentiële nadelen daarvan schreef Saskia afgelopen vrijdag.

Welke benadering je ook kiest: je online reputatie kun je maar beter zelf proberen te managen.

vrijdag 19 februari 2010

'Beroof mij a.u.b.'

Als docent communicatie van de opleiding HIDS zal ik me zeker moeten verdiepen in alle communicatiemogelijkheden die er tegenwoordig zijn. Ik heb vorige week eindelijk een Twitter-account aangemaakt en ben wat mensen en bedrijven gaan volgen. Erg goed om zo op de hoogte te blijven, alleen het lukt me nog niet om zelf tweets te plaatsen (misschien zometeen de eerste dat ik hier iets gepubliceerd heb?). De vraag die ik me steeds stel is: 'Wie zit hier nu op te wachten?'. Een veel gehoorde vraag in mijn omgeving is dan ook steeds; 'Wat moet je daar nu mee?', 'Ik hoef niet van iedereen te weten, dat je net boodschappen hebt gedaan'. Nee, dat snap ik ook, maar ik begin steeds meer in te zien dat het meer dan dat is.

Ik las vanochtend in NRC Next dat de Olypmische Spelen in Vancouver de geschiedenis ingaan als de eerste Twitterspelen. Dat daar nogal wat haken en ogen aanzitten, blijkt ook uit dit artikel; er zitten bijv. duurbetaalde rechten op olympisch beeld en geluid, dus de sporters mogen niet alles publiceren. Gelukkig biedt de nieuwe media ook kansen, want verslaggevers krijgen zo sneller het nieuws bij de lezers en kijkers en kunnen naar andere beelden of artikelen verwijzen.

In dezelfde krant staat eveneens een artikel met de kop: "Google weet meer en meer" en ik heb net ook weer aardig wat gegevens achtergelaten om deze blog te kunnen schrijven. Terwijl de tip in de krant duidelijk is: "Alles online zetten is niet slim-'Beroof mij a.u.b.'". Hiervoor is zelfs een bewustwordingscampagne opgezet pleaserobme.com, hiermee wordt Twitter gefilterd op tweets waaruit blijkt dat de twitteraar op dat moment niet thuis is. Vandaar de titel van de site: ga alsjeblieft naar mijn huis en beroof me.

Dit alles bij elkaar maakt dat ik nog even moet wennen aan Twitter en wat ik er wel en niet op zal zetten. Dat de Olympische sporters van huis zijn, is zonder Twitter ook wel duidelijk, maar of ik nou wel of niet op wintersport ga, laat ik in mijn tweets maar even in het midden!

maandag 15 februari 2010

Online strategen gezocht…


Bedrijven zijn op zoek naar mensen die kunnen helpen bij het opzetten en invullen van een online strategie, maar kunnen dat soort slimmeriken maar moeilijk vinden.

Waar gaat het om? Van de klassieke communicatiemiddelen weten communicatiewetenschappers en marketeers wel hoe ze werken. Als Philips een advertentie in de krant plaatst, is vooraf nauwkeurig berekend wat het effect daarvan zal zijn. Cebuco hanteert standaardberekeningen, waarbij in stapjes uitgerekend wordt hoeveel mensen de advertentie zien, onthouden, er vervolgens op uit gaan om het aangeprezene te bekijken, en tenslotte hoeveel van die groep daadwerkelijk dat nieuwe scheerapparaat aanschaft.

Voor het online kanaal is dat nog lang niet zo nauwkeurig bekend. Want enerzijds weet je precies hoeveel mensen je advertentie daadwerkelijk zien – pay-per-click, Google is er groot mee geworden. Aan de andere kant: internetters moeten maar net op de pagina met jouw advertentie terecht komen. Hoe je dat laatste voor elkaar krijgt, is nog experimenteerterrein. Virals, communities en andere sociale media spelen er een groeiende rol in. Maar hoe precies? Daarover schreef Steven van Belleghem zijn boek The conversation manager.

Voor HIDS-studenten met ambities op dit gebied ligt dus een mooie toekomst in het verschiet!